Jan Voordouw – Minder leed slachtdieren – Podcasttekst

Onderstaande tekst is een geautomatiseerde transcriptie van de podcastopname met Jan Voordouw uit Woerden. Dit is een podcast uit de serie Anders Kijken van Christel van Raaij.

Intro – podcastfragment

>> Jan Voordouw: Dat gaat door merg en been bij mij.

>> Christel van Raaij: Wat doet dat dan?

>> Jan Voordouw: Medelijden met die beesten.

>> Christel van Raaij: Word je verdrietig van ook eigenlijk?

>> Jan Voordouw: Ja. Dat zou je niet verwachten van een slager he?

 

Intro

Stress verminderen in het slachthuis door het vertrouwen van de dieren te winnen en ze vervolgens toch te slachten. Dat klinkt cru, net zoals diervriendelijk slachten behoorlijk tegenstrijdig klinkt. En dan is er een slager die zich hier al jarenlang voor inzet. In deze podcast vertelt Jan Voordouw zijn verhaal. Het is een mix van boosheid over een wereld waarin economie leidend is, en van beeldende verhalen, zoals over zijn bezoek aan Turkije vanwege het halal slachten. En, misschien wel het allerbelangrijkste nu Jan ongeneeslijk ziek is: hij benadrukt dat het echt anders kan. Hij wil zich tot op zijn sterfbed, zoals hij het zelf zegt, inzetten voor diervriendelijke slachten.

Even een punt vooraf: alle mensen die Jan in de podcast noemt, werken bij Eyes on Animals en de stichting Slaughter With Care.

Jan, je bent slager en je bent je ingaan zetten voor diervriendelijk slachten. Wat is diervriendelijk slachten?

Diervriendelijk slachten is een beetje jezelf inbeelden. Waar het beest vandaan komt, zijn achtergrond, wat het dier voor situatie mee gaat maken, wat omgevingsgeluiden doen. Alles wat je tot minimale stress wilt brengen. Waardoor je elkaar leert vertrouwen. Ik geef de beesten het liefst 48 uur de tijd om tot rust te komen. Dat ze van de transportstress af zijn. Dat ze vertrouwen in mij krijgen. Ik ben in eerste instantie het roofdier. Voor elk dier dat hier terecht komt, ben ik een roofdier. Maar door ze eten te geven, staan ze ineens heel anders naar je te kijken. En die omkeer, die kan je bewerkstelligen in 48 uur. Waardoor je merkt dat je vertrouwen krijgt van de dieren. Ze gaan je anders benaderen, anders op je letten. Ze gaan met de oren staan luisteren van, hé, hij komt er weer aan. Hij komt eten brengen. En dan, ja, diervriendelijk, het blijft natuurlijk altijd…, uiteindelijk maken we ze wel dood. Maar om dat op een zo, in mijn ogen, prettig mogelijke manier te doen, dat ze weinig stress hebben, weinig argwaan hebben. Die begeleiding voor de dood. Dat is gewoon heel mooi, zoals ze het vertrouwen in jou hebben.’

Wat is daar het mooie aan?

‘Nou, je ziet ze met de oren naar achteren draaien van, oh, hij loopt nog bij ons. Ons kan niks gebeuren. Hem kunnen we vertrouwen. Als ik stop met praten, stop ik met lopen, dan is het onraad. Die signalen geven ze af. Als ze in den slachterij staan zijn ze al nerveus. Witte tegels, alles is vreemd, dat zijn ze van nature niet gewend. En dan laat je je stem weer horen en ineens is het, wow hij is er weer. En ik heb de meest gekke runderen meegemaakt, die echt niet vriendelijk waren. Maar dan ineens zie je ze kalmeren. En dat vertrouwen aan die beesten overbrengen, dat vind ik diervriendelijk.’

Waarom is het belangrijk om dat te doen?

‘Sowieso is het heel belangrijk voor je eindproduct. En zelf heb ik er een gevoel bij dat het geen strijd moet worden. Dat beest moet zijn vertrouwen in jou kwijt kunnen, dat het goed gaat. En natuurlijk, het einde is voor hem nabij. Dat weet ik ook wel, maar daar hoef je hem niet mee op te zadelen.

Dus de spanning die zo’n dier natuurlijk heel erg opbouwt door transport ergens naartoe, vreemde omgeving, noem alles maar op. Die stress probeer je weer weg te nemen door het zo vriendelijk mogelijk te doen. En waarom is dat voor jou zelf belangrijk?

‘Wij waren met vijf jongens thuis en wij mochten allemaal leren slachten. Maar mijn vader vond één ding belangrijk, dat wij eerst zelf een beest in leven konden houden, voordat we een beest mochten doden. Mijn vader zei, een beest doden is makkelijker dan een beest in leven houden. En dat is ook gewoon zo. Als je bij de oorsprong begint, een kalf kan niet van nature drinken. Dat gaat met strompelen en pogingen en de moeder moet hem erbij brengen en moet gelikt worden. Dat vertroetelen deed ik als mens ook. We hadden varkens, schapen, koeien. Zo’n biggetje wat geboren wordt, dat veegden we met een theedoek schoon. Het was een wedstrijd tussen ons vijven, wie had de meeste biggen?

Is dat bijzonder hoe je vader jullie dat geleerd heeft?

‘Vind ik wel, want ik denk dat er heel weinig slagers zijn die zo groot gebracht zijn. Ja, dat vind ik wel bijzonder.’

Je beschrijft net een voorbeeld van een relatief kleine slachterij. Maar hoe zit dat als je bij grote slachterijen komt? Hoe kan daar dan nog gewerkt worden om dat dierenleed te beperken?

‘Het gebruik van hulpmiddelen. Stokken, slaan, fluiten. Allemaal niet nodig. Armbeweging, praten is genoeg. Ik heb met jongens samengewerkt, die komen uit Tanzania, weet ik veel waar. Die gaan heel anders met dieren om. Daar zijn dieren gewoon een prooi. Die hebben geen wederzijds respect voor elkaar. Dat dier niet voor hem, maar hij ook absoluut niet voor dat dier. En om dat over te brengen op die mensen, dat is wel een hele… Ja, dat is wel een hele strijd.

Ja, zie je dat als een strijd?

‘Nou, je moet het wel proberen met geduld aan hun verstand te brengen. Sommige slachters hebben er helemaal geen geduld voor. Die denken: ‘We moeten tempo maken, want anders verdien ik vandaag niks. En dan krijg ik van de grote chef weer op m’n mieter.’ En ik denk: Nee. We gaan normaal met die beesten op. Koste wat kost. Wat jij er ook van vindt, het gaat niet gebeuren dat jij dat beest het hok inslaat.’

Misschien goed om het daar verder over te hebben, want je bent ooit begonnen voor Eyes on Animals en jullie hebben nu de stichting Slaughter with Care, waar je advies en trainingen geeft. Wat is jouw rol daarin?

‘De adviezen en personeel begeleiden, de finishing touch.’

En dan hoor ik je nu net een voorbeeld geven van mensen die gewoon meters moeten maken. Dan staat je advies en het belang van de werkgever haaks op elkaar. Hoe ga je daarmee om?

 

‘Dat is wel een hele moeilijke, want voorheen was ik natuurlijk altijd gewend voor mezelf te werken, kleinschalig. Toen kwam ik op grote slachterijen en dan zegt iedereen ja, nee, je hebt gelijk. Zo gaan we het doen. Maar zo gauw jij de deur dicht doet, dan denken ze die Voordouw kan wel leuk praten, maar we hebben vandaag wel een tandje minder gedraaid. Maar dat is volhouden, volhouden, volhouden.’

‘Op een gegeven moment gingen ze me voor staan liegen. Ja, dat moeten ze niet doen. Ik kwam erachter, door oornummers te controleren van varkens, dat die varkens ochtends om zes uur gelost waren en ‘s avonds om acht uur pas geslacht werden. Kun je zo op de aanvoerlijst nakijken, alles is geregistreerd tegenwoordig, de daggegevens op camera. Ik zeg, die koppels die lagen daar zo laat. En die zijn om acht uur geslacht. Die slachtgegevens zijn bekend. Ja, toen konden ze er niet onderuit.’

Voor jou is dit een logisch verhaal, maar wat is hierover de afspraak?

‘Officieel is het een beetje een vage wereld. Er is niet echt een afspraak gemaakt. Ze moeten zo min mogelijk lang op stal liggen. Maar wat is dat? En vrouwelijke varkens, die hebben daar veel minder last van. Die zijn minder gevoelig voor die stresshormonen. Maar tegenwoordig willen we die beren ongecastreerd laten, terwijl de hormonen vliegen door die beesten heen vliegen. Die worden stapelgek. En hoe langer dat duurt, hoe meer energie dat vreet. En dan mogen ze ook nog eens twaalf uur voor het transport niet gegeten hebben. Dus ze gaan draaien en afreageren op elkaar. Dan heb je natuurlijk een probleem waar die beesten helemaal niks aan kunnen doen.’

En hoe overtuig je dan uiteindelijk slachterijen om anders te werken?

‘Door resultaten te laten zien. Je ziet beschadigingen op het vlees, je ziet beschadigingen op het vlees. Je ruikt de penetrante berengeur aan het vlees, want die komt daar naar buiten. En ja, in het begin staan ze wapen. Dat is peanuts. Nee, dat is geen peanuts. Dat gaat om tonnen per dag. waardoor je een derving van je inkomen krijgt. Dat vlees aan de geur hebt, dat is minder goed geld waard.’

Dus het is eigenlijk, je probeert daarmee toch wel op de business, zeg maar de zakelijke kant aan te spreken. Terwijl de drijfveer van het adviseren eigenlijk komt vanuit het beter omgaan met het dier.

‘Het dierenwelzijn, ja. Maar ik probeer ze wel te overtuigen, van jongens, als je die beesten… Ik kreeg ze eerst een excuus aan de chef waar ik het aan vroeg. Ja, maar jij hebt ook in transport gezeten, Jan. Jij weet dat het niet mogelijk is om die beren later te komen. Waarom niet? Jij bent aan zet. Jij koopt die varkens. Jij hebt er geld voor over. Dus dan mag jij toch zeggen wanneer die varkens komen? Als jij zegt, ik wil die beren niet voor tien uur ochtend zien, want ze worden zo laat pas geslacht, of niet voor twee uur of wat voor tijdstip je er aan koppelt. Jij bent aan zet. Jij legt geld op tafel, dan moeten zij naar jouw pijpen dansen. En het kan niet zijn dat de leverancier, de leverende partij gaat bepalen wat jouw bedrijfspolitiek wordt.’

Het vraagt wel veel meer planning.

‘Het vraagt zeker meer planning. Maar dat kan allemaal, op allerlei manieren kan dat gestuurd worden. Computers, ze weten precies welke varkens waar liggen en welk bedrijf morgen af gaat leveren en welke vandaag af levert. Dat weten ze precies.’

Zijn de kleinere slachterijen gevoeliger voor het argument van kwaliteit?

‘Ja, dat speelt daar nog meer. Die grote kunnen natuurlijk, doordat ze zo’n groot aantal kilo’s binnenkrijgen per dag, als ze een mispartij hebben, bijvoorbeeld met teveel berengeur, die kunnen ze apart verwerken. Dat kan de worstmakerijen in, dat kan de zouterijen in, waardoor je geen last meer hebt van die geur. Niet in elk geval, ik ruik het altijd, maar minder. Zoiets kan op grote slachterijen, dan kan je daar meer in switchen. Een klein bedrijf die een partij beren  binnenkrijgt en die met stress zitten, hebben echt een probleem. Ik heb natuurlijk zelf ook 30 jaar op de veewagen gezeten. Nationaal, internationaal. Ik reed ook met vette varkens naar Hongarije en toen was er nog geen drinkvoorziening op die auto’s. Maar die varkens die  hebben enorm territoriumdrang. Die vechten een half uur, totdat ze een plekje hebben, daar gaan ze liggen, en die gaan snurken, en die hoor je niet meer. Of er moet een noodstop zijn onderweg ofzo, dan hoor je ze nog wel even knorren en tegen elkaar tekeer gaan. Of je hebt er een die toch z’n ontlasting op de ander z’n neus laten vallen. Dat is peanuts. In Hongarije moet je ze allemaal wakker maken, want ze liggen lang uit te snurken. Heb ik zelf meegemaakt.’

Hier noem je dit voorbeeld en dan denk ik toch, heb jij ook dingen waarvan je zegt, ja daar heb ik me vroeger zelf ook aan meegedaan?

‘Ik kwam in het veetransport terecht omdat ik geen slager mocht worden van mijn vader. Mijn oudste broer moest dat worden, dat was vroeger zo. Zat hier even verderop, een transportbedrijf. En daar hadden ze personeel nodig. Dat veetransport, vond ik prachtig, stoer, grote vrachtwagens, mooi spul. En met dieren omgaan. En dan kom je op een gegeven moment in een wereld…. In die tijd stonden de vette kalveren nog in van die houten boxjes van 90 centimeter breed. Toen dacht ik van hé, waar ben ik nou in terecht gekomen? Dat kan toch niet waar zijn? En dan komen er kalveren uit die gewoon de laatste twee maanden nooit meer hun eigen billen gezien hebben. Hun eigen niet konden keren, niks niet. Dat ik dacht, nou of dat ik dit nog leuk vind. Maar toen was dat allemaal in een stroomversnelling van groepshuisvesting enzo. Dat kwam toen heel snel en dat heb je dus… Dat hebben ze ook met elkaar bewerkstelligd. De sector wilde niet, maar dierenbescherming zei van we moeten wat. Het is maatschappelijk niet meer verantwoord. Ik als chauffeur kon er ook niet mee leven. Maar ik heb ze wel geladen.’

Ik denk dat dat ook wel tekenend is voor werken in deze sector. Dat je soms dingen ziet waarvan je denkt, ja, dit is niet helemaal zoals het moet. Maar je went er ook aan.

‘Daar moet je voor oppassen, dat je eraan went. Je kan natuurlijk altijd een kanttekening erbij blijven plaatsen. En als je hoort dat er veranderingen zijn, dan ook tegen een boer die volgend jaar zijn stal wil verbouwen, want ik wil groepshuisvesting, dat je dan die boer stimuleert en zegt, je bent goed bezig. Dan ben ik maar een chauffeurtje. Maar of een boer dat nu wel of niet te horen krijgt.’

‘Ik denk dat we met z’n allen best wel een heel eind komen als we naar elkaar luisteren. En ik heb tweeënhalf jaar in de slachterij gestaan bij de ontvangst van de kalveren. Daar heb ik wel wat chauffeurs goed aan moeten spreken.’

Maar helpt dat dan? Want dat klinkt als: ik zal wel even zeggen hoe het moet. Of hoe het niet moet.

‘Het helpt niet altijd. Je komt wel gauw ver van elkaar af te staan. Dat zij geen begrip voor jou hebben. Vroeger deed je het zelf ook. Nee, zo erg niet. Zulke verwondingen bij een beest, die mag die boer niet eens meegeven. Die boer moet beter weten. Jij mag ze niet opladen. Daar heb je een cursus voor gehad. Die cursus heb ik ook gedaan. Dus je hoeft niet te zeggen, dat wist ik niet.’

‘Als je dan met de directie erover praat van jongens dit kan niet. Daar krijg je problemen mee,  want als die beelden naar buiten komen, hebben we gewoon als sector een probleem. Dan zeggen ze, ja maar elk huidje telt. Dat zijn natuurlijk geen goede uitspraken. Dat vind ik een kwalijke zaak.’

Je vertelde net ik heb al wat chauffeurs daar een soort van de wacht  gezegd. Je bent zelf begonnen in het veetransport. Je komt uit een slagersfamilie. Dus je hebt een bepaalde achtergrond. Je vader die heeft je daarin volgens mij mooie dingen meegegeven. Maar ja, dan ben je zo rond de twintig en nu ben je eind vijftig. Dan ben ik heel erg benieuwd van hoe je dan zelf bent ontwikkeld door die jaren heen. Want zomaar even zeggen waar het op staat.

‘Nee, dat leer je niet 1, 2, 3 met collega’s bespreken. Daar moet je zelf wel een mening in krijgen.’

Dat is best ingewikkeld denk ik, toch?

‘Ja, dat is best wel nog een vecht met jezelf.’

Het klinkt ook een beetje alsof je dan al snel ergens tussen zit. Je zit een beetje tussen de gangbare slager of de slachters die op een bepaalde manier gewend zijn om dat werk te doen en daar verder waarschijnlijk niet altijd even goed over nadenken. En aan de andere kant heb je de mensen die zeggen, ja, dat is leuk dat diervriendelijk slachten, maar die dieren moeten natuurlijk helemaal niet voor het vlees gehouden worden of voor de melk. Dus je hebt echt de hele uitersten eigenlijk.

‘Dat wel. Kijk, ik zal nooit geen vegetariër worden. Ik ben toen ook eens een keer bij Debathuis de Balie geweest. Toen hadden ze me uitgenodigd en dat is toch wel een beetje het bolwerk van de veganisten. Daar kreeg ik te horen: ‘Wie ben jij nou om een beest dood te maken? Nou ja, als ik het op mijn manier zo doe, denk ik dat ik een heel eind kan brengen qua geloofwaardigheid. Maar dat het niet overal zo gebeurt, daar kan ik niet altijd wat aan doen. Ik kan niet morgen de hele wereld veranderd hebben.’

Je zei net, je kan ook niet de hele wereld veranderen. Wat heb jij wel veranderd?

‘In Turkije zie ik nu wel dat er heel hard groeiend gehoor is naar anders halal slachten. Daarvoor ben ik naar Turkije geweest. Lesley is daar veel op slachterijen geweest. Zij gaven aan ‘dit is ons geloof.’ Ja, wie gelooft nou in zo’n geloof dat je die beesten zomaar even levendig de nek af mag snijden? Maar het is eigenlijk een hygiënische regel en die hebben wij kunnen handhaven, door die beesten te verdoven. Alleen zijn zij in hun belevingswereld blijft hangen in dat levendig snijden. omdat de Joden dat ook doen. Dat is geen excuus.’

Dus eigenlijk moet je dan terug naar, wat is nou de eigenlijke reden dat jullie op die manier slachten? Om te zoeken naar, kan het dan op een andere manier?

 

‘Ja, en er zijn natuurlijk in de loop der jaren zoveel stromingen gekomen. Want de een die leest het zus, de ander leest het zo. De dood moet onomkeerbaar wezen. En de ander zegt het moet niet onomkeerbaar wezen. Ja, dan krijg je zoveel versies. En zoek daar dan maar eens de goeie uit.’

En wat heb jij daarin kunnen doen?

‘Nou, de eerste dag dat we in Turkije waren, kwamen via onze tolk op een kantoor van allemaal jonge veeartsen. Heel progressief, ze stonden overal voor open en dan gaan we daar praten en zeggen ze ‘Wie denk jij nou dat jij bent dat wij dat hier gaan veranderen?’ Nou ja, zei ik, ik vind dat jullie hier barbaars bezig zijn. Ik zeg, dat heeft Mohammed nooit gewild, want er staat bij jullie in de Koran beschreven, dat jullie mogen een beest offeren, net zoals Kaïn en Abel voor de Joden en net zoals bij ons in de Bijbel staat, dat Mozes voor het feit stond om zijn eigen zoons te snijden. Dat werden uiteindelijk twee lammeren, maar het moet wel met respect gebeuren. Als of het je eigen zoons zijn. Ik zeg, wat jullie doen, dat heeft niks met respect te maken. Toen wreef ik wel even tegen het haar in. Toen hadden we wel iets een probleem.’

Ja, dat was niet echt lekker binnenkomen voor een gesprek.

‘Nee, maar dat was wel mijn mening. Dit had ik ooit gelezen in 87 toen ik examen deed op Slagervakschool. Toen moest ik een scriptie schrijven. En ja, ik vond dat wel een binnenkomer. Zo kan je het uitleggen.’

En hoe ben je uiteindelijk toch weer in verbinding met die mannen gekomen?

‘Wij waren er aan het eind van de middag. We moesten terug naar het hotel en ze begonnen een beetje te praten over morgen via Istanbul terug naar Nederland en we mochten nooit meer het land in. Dus Asalet die zei, wat heb je nou gedaan? Ze vragen mijn mening en ik kan het niet anders brengen. Dit is mijn mening. Zo staat het opgeschreven. Zij komen met hun Koran en ik lees onze Bijbel en we liggen gewoon die geschriften naast elkaar. En zij gaven inderdaad toe dat de Koran voor hen, de Bijbel en de Heer Jezus, dat is allemaal professie voor hun. Dus daar moeten zij zich ook aan houden. En toen dacht ik dat ik warm zat, alleen toen ik dat zei, toen was het gelijk fout. Maar de andere morgen, of ‘s avonds, werd er om tien uur gebeld op de hotelkamer. We moesten de andere morgen op een slachterij wezen. Had een imam gebeld. Dus dat was wel een hele aantijging voor hun, wat ik gezegd had. En waar dat dan vandaan kwam, want nou ja, dat is niet zomaar een dingetje.’

‘Dan komt de vraag: durf je het aan om ten opzichte van drie imams daar te bewijzen dat jij dat beest niet doodt, maar dat je hem verdooft? Dat hij geen pijn meer heeft voordat wij de heilige sneden maken? Dat durf ik wel. Maar als het fout gaat, dat hoeft niet fout te gaan. Als wij de goede middelen hebben, is er niks aan de hand. En natuurlijk kneep ik hem wel, want ja, stel je voor dat… Je bent afhankelijk van dat kleine kogeltje waar zoveel kruid in zit. Weet ik veel hoeveel gram te weinig in zit. Dan sta ik ook te kakken.’

Waarom kreeg je eigenlijk nog die kant? Want het klinkt als nogal een ommekeer, zeg maar, van morgen moet je onmiddellijk het land uit naar dit.

‘Achteraf blijkt er een imam ooit een keer zoiets gehoord te hebben. Maar ik wist niet waar het stond, maar dat wisten zij ook niet. En hij heeft vijf imams, of medestudiegenoten, aan het werk gezet. En die hebben de hele nacht zitten zoeken. En toen kwamen ze morgens met allemaal dikke auto’s en politiewagens erbij. En toen kwam hij en zei dat ze het hadden opgezocht en hij had een kopie bij zich. Hij zei, ik vind het knap, maar het staat er wel. Hij zegt, ik kan morgen niet heel Turkije bewegen, want in het oosten voorbij Istanbul is alles super ouderwets. Hij zegt, dat hebben we morgen niet veranderd. Maar als ik nu zie wat er allemaal aan de hand is in Turkije, zijn ze wel bereid om heel snel over te schakelen. Maar hebben natuurlijk ook met economie te maken. Turkije wil bij de EEG gaan horen. En ja, dan moeten we daar ook… Ik vind dat we hierin te slap reageren, want we vinden met offerfeest het levend snijden ineens wel goed. Ik vind dat nee is nee. Dan maak je het voor iedereen duidelijk. Ook voor de Joden. Voor de Joden is het ook gewoon een hygiënische regel. Dat kan gewoon met verdoven van dat beest. Dus als je hem daarna wil snijden, prima. Dan ben je van een heleboel leed af. Maar we moeten niet allemaal van die slappe appels worden.’

Nee, dus de oplossing is nu het verdoven.

‘Het verdoven gewoon zoals wij al jaren doen met een schietmasker, met zo’n penapparaat. Dan zijn ze verdoofd en dan kan iedereen snijden, maar dan voelt dat beest niks meer.’

‘Ik ben op slachterijen geweest in België, jongens, afgrijselijk. Afgrijselijk. Stieren die dan staand de nek afgesneden worden en die jou aankijken en  vanonder leeg bloeden. Dan zou ik ze het liefste zelf de nekken afsnijden, die mensen.’

Heb je daar last van, als je dat soort dingen ziet?

‘Ja. Ja, dat gaat door merg en been bij mij.’

Wat doet dat dan?

‘Medelijden met die beesten.’

Word je verdrietig van?

‘Ja. Zou je niet verwachten van en slager he?’

Nou, dat weet ik niet.

‘Nee, daar word ik echt verdrietig van.’

Ja, dat is het. Nou, ik denk dat het juist mooi is om hoe je het beschrijft. Dat je juist die emotie wel voelt en dat je daarom dus ook dingen anders wilt doen. Daar gaat het eigenlijk over, toch?

‘Ja. En wie ben ik? Ik ben helemaal niemand. Maar ik zeg wel wat ik zie. Een ander draait de andere kant uit.’

Ben je ook weleens in Ghana geweest voor Eyes on Animals?

‘Nee.’

Vooral Turkije? Of was Turkije ook eenmalig?

‘Dat was eenmalig. En ik zou nu weer gaan. We zijn nu bezig. Online al ben ik aan het begeleiden om schapen en slachterijen te begeleiden. Het liefst was ik er nu heen gegaan. Maar ja, dat laat mijn gezondheid niet meer toe. Het liefst zou ik er morgen heen gaan.’

Waarom? Wat is de urgentie?

‘Dat het gelijk op de goede manier geleerd wordt. Daar waren ze best al vooruitstrevend. Daar hadden ze al een stroomapparaat om die schapen te verdoven. Maar de manier waarop ze het deden, liepen ze tegen teveel bloeduitstorting aan. En wat daar de reden van was, dat heb ik een beetje uitgezocht met jongens die ik hier ken. En die zeggen dat ze daar teveel tillen aan die schapen, waardoor je al bloeduitstortingen krijgt. En dat wist ik ook al. Maar ook na dat ze gestroomd hebben, Dan tilt één hem, draait het schaap zo, dan legt de volgende hem klaar voor de snijder. Dan hebben ze al twee keer aan een beest gezeten die verdoofd is, maar nog niet gesneden is. Dus dat bloedstroomt door en er ontstaat een signaal van er is iets aan de hand in ons lichaam. Alleen weten we niet wat er aan de hand is. Dus dan gaan ze blauwe plekken veroorzaken. En nu blijkt dus als je ze zo snel mogelijk nadat ze zijn verdoofd, kop omdraaien, nek insnijden, klaar. Dan heb je de minste kans op bloedspots. Want nu begint dus deze vraag te komen vanuit de vleessector uit Turkije: We kunnen het ons niet veroorloven dat we 20% van onze schapen weg moeten gooien omdat die vol met blauwe plekken zitten.’

Nee, dus dan is je oorspronkelijke gedachte van zo wordt het slachten dierwaardiger…

‘Wordt gelijk ondermijnd. En dat moet dus de kop ingedrukt worden. Zo snel mogelijk op de goede manier laten zien.’

‘Ja, dus daarvoor zou je het liefst heen gaan en kijken hoe het ook gebeurt, want dan haal je ook veel sneller dit soort dingen eruit waarschijnlijk.’

‘Ja, daarom. Ze lieten eerste een filmpje zien, die knul die stond aan de zijkant van die restrainer. Ik zei, hij moet een stoel hebben bovenop die restrainer, dan zit hij er bovenop, kan hij goed bij de weke delen van dat schapenkoppie. Dat haalt ook het probleem weg dat ze in het begin niet altijd goed verdoofd waren. Alleen door de stand te veranderen van degenen die ze de stroom toedient. Doordat ik even zei, hij moet er boven gaan zitten, kan hij er bovenop kijken en dan kan hij van alle kanten bij de weken delen. Want bij de weken delen, daar zit veel vocht in en die zorgen voor die kortsluiting.’

Het klinkt toch nog steeds naar, vind ik, want je zit het te vertellen en je wijst dan met je vingers op je slaap. Dan denk ik, oh ja, ik zie het ook zo voor me. Maar ik begrijp wel wat je bedoelt, hoor. Als je dan toch wilt slachten.

‘Doe het dan goed. En dat is met Mongolië ook. We waren in Birmingham op een conferentie en daar werden we uitgenodigd om naar Mongolië te gaan. Het ziet er nu uit, volgens Kees, dat het niet doorgaat. Maar wat ik hoor wat daar aan wantoestanden gebeuren, ja, zou ik daar zo graag willen helpen.’

Hoe kom jij aan je kennis?

‘Doen?’

Nou, je vertelt nu net ook van dat voorbeeld met die schapen, van dan ga ik toch wel dingen verder uitzoeken en zo. Heb je dan ondertussen ook een heel netwerk opgebouwd van mensen die hier ook mee bezig zijn?

‘Via jongens die met mij gewerkt hebben. Ik heb op meerdere offerfeesten gewerkt. Eén werkt zus, waarom doe jij het zo? Ik ben altijd nieuwsgierig. Als ik achter aan de lijn sta, ga ik vooraan kijken wat er gebeurt. Ik heb altijd gedaan, ook toen ik op de veewagen zat, Ik ging altijd verder kijken. Ik wilde weten waarom zij ze linksaf door een hoekje jagen. Waarom niet rechtsaf? Ik kwam in Gent met stieren. Nee, dat was in Brussel. En ze hadden daar allemaal straatklinkers. Van de veewagen af naar de slachterij toe. Maar dat liep best wel stijl af. En ik moest daar Blonde Aquitaine stieren brengen. Heel nerveuze stieren. Maar ook heel kwetsbaar. Als die onderuit glijden, breken ze al een bovenbeen. Dat is dat ras nou eenmaal. Daar moet je best wel voorzichtig mee omgaan. Vechten heel snel met elkaar. Dus ik zeg zo, waar moet ik lossen? Ja, hier. Gauw eraf, eraf, eraf. Ik zeg, waar is de stal? Dit is alles wat we hebben. Hier kunnen makkelijk veertig stieren. Ik laat hier geen veertig stieren loslopen. Binnen een uur is alles beschadigd bij die beesten. Ik zeg, dat gaat niet gebeuren. ‘Dan ga ik de directeur halen.’ Nou prima, dan komt er een directeur. Lossen ze het hier? Ik zeg, nee. Ik heb eerst een kruiwagen zand nodig over die klinkers. En ik los ze per tien. Wat jullie aankunnen qua slachttempo, meer los ik er niet. Ik wil niet horen dat als ik vanavond thuis kom dat de stieren waren beschadigd. Dat wil ik gewoon niet. Ik heb ze netjes geladen. Ze zijn onbeschadigd die veewagen opgekomen. En dan moet ik vanavond aan horen dat ze beschadigd zijn. Ja, dat kan ik wel uittekenen. Ja, maar hoe weet je dat dan? Ik heb zelf geslacht. Dan gaan ineens deuren open. Dan krijg ik de vraag: wat kan ik nog meer veranderen? Gooi die klinkers er maar uit, laat ze maar in het zand lopen. Dan heb je veel minder last.’

En dit soort adviezen geef jij. Je hebt dat dus in mijn beleving, zoals ik je hoor, heel veel ín het werk gedaan. Dus je komt al als transporteur, zeg maar, kom je gewoon ergens binnen. Maar hoe zit het, want je zei net al, bepaalde dingen kan ik gewoon nu niet meer doen vanwege dat ik ziek ben, hoe gaat alles wat jij in je hoofd hebt zitten en wat je weet, wie neemt dat nou over?

‘Ja, dat vind ik een hele moeilijke. Daar vecht ik het meeste mee.’

‘Dat vind ik een hele moeilijke.’

Ja, snap ik.

‘Want de wereld is zo gedreven op economie. Draaien, draaien, draaien, draaien. Ze zijn hier helemaal niet mee bezig. En daarom voelde ik mij als een vis in het water bij Lesley. Want daar mocht ik zeggen dat ze stom waren en dat ze het niet goed deden.’

Je bent heel gedreven geweest in het adviseren van mensen. Dat zijn niet de mensen die vervolg eraan geven. Ja, met een beetje geluk dragen zij het ook over naar collega’s en spreidt het zich wel uit. Dan krijg je wel een beetje zo’n olievlekwerking. Maar jij deed het wel op jouw unieke manier, zo te horen.

‘Ja goed, dat van die beesten op stal zetten, bij grote slachterijen, kan dat niet altijd, maar je kan wel selecteren. Je kan een gerust zeggen van jongens, de koeien die je binnenkrijgt op een grote slachterij waar er 700 door moeten op een dag… Dan kan je er gewoon voor zorgen dat jij een gedeelte van de koeien, die oud bakken koeien, die dus geen melk meer geven, dat je die tot  morgen laat staan. Pak de verse koeien eruit, die moeten dood. Die krijgen aan het eind van de middag last van dat uier, dan moeten ze gemolken worden. Doorwerken, die moeten eruit. En dan moet je gewoon een goede stalbaas hebben.’

Is dat wat jou betreft het belangrijkste punt in Nederland wat nu opgelost zou moeten worden als het gaat over diervriendelijker slachten?

‘Die melkkoeien, dat is wel een ding. En gewoon duidelijk zijn wat transportwaardig is. En dan moet de NVWA, die zegt dan van ja, wij worden onder druk gezet en worden, hoe noemen ze dat, beïnvloed door het bedrijfsleven. Ze hebben niet eens meer zin om een rapport te schrijven. Echt waar, zeggen ze zelf. Dat brengt anderhalf tot twee jaar werk met zich mee. Iedere keer krijgen ze van de jurist het rapport weer terug. Daar moet een komma, daar moet een komma weg, daar moet een hoofdletter, daar moet dit, daar moet dat. Het is geen begrijpelijke taal meer. Het gaat alleen meer om juridische kwesties, waardoor ze het hopen te winnen. Zolang de NVWA al zijn eigen personeel niet meer goed instrueert, of zegt van joh, laat maar zitten. Ik ging op een gegeven moment op die kalverslachterij foto’s lopen maken. Toen zei een van die hoofddierartsen van, wat ben jij aan het doen? Ik zei nou, gewoon. Dat is lesmateriaal voor de chauffeurs. Wat kan en wat niet kan. O, mag ik die beelden ook? Ik zei, die kun je zelf ook maken. Ja, maar dan vallen wij door de mand, want ik heb ze net ontvangen. Ja, dan had jij toen in moeten grijpen. Jullie verwijten mij dat ik een eigenwijze lul ben en dat ik wel ingrijp. Maar die kalveren hadden gewoon niet op transport gemogen. En twintig jaar geleden laadde ik ze ook op. Maar we zitten gewoon in een hele andere wereld.’

Het feit dat je dat twintig jaar geleden zelf ook deed, maakt dat dat je nog meer gedreven bent nu?

‘Ja.’

Dat komt echt heel stellig uit.

‘Ja. Toen deed iedereen het en dat deed je mee. En toen had je die gedachten erachter niet zo. Maar als je je eigen d’r in gaat verplaatsen, dan denk je van, dat is wel 25 jaar geleden. Maar ook toen kon het eigenlijk niet. Maar toen werd zo’n beest gewoon geslacht zonder naar te kijken. Er was niemand die daar een toon naar zette om te wijzen van, joh, hij had dat wel moeten doen? Maar die grenzen zijn natuurlijk wel allemaal aangescherpt. En dan kun je wel zeggen, ja, heb ik niks mee te maken. Ik ben ook maar een dom chauffeurtje. Nee, daar hebben we allemaal mee te maken.’

Ja, en eigenlijk heeft ook iedere schakel in de hele ketting, zeg maar, wel invloed natuurlijk. In meer of mindere mate.

‘En ik zeg niet, nou wat jij net vroeg, van hoe gaat het nu verder als jij er straks niet meer bent? Ja, ik hoop toch dat ik ergens iets een stempel neergezet heb.’

Hoop je dat of weet je dat eigenlijk wel?

‘Ik hoop het. Maar ik weet ook dat ik teveel tegengewerkt ben om er zeker van te zijn.’

Het kan ook zomaar weer weg zijn?

‘Helemaal weg niet, maar wel dat ze denken, nou die Voordouw was wel heel extreem. Maar als niemand extreem is, dan wordt er natuurlijk nooit wat gedaan.’

Nee, dat is ook zo. Hoe lang blijf jij doorgaan met dit werk?

‘Zo lang als ik leef. Tot op m’n sterfbed.’

‘Ja, dat is echt alles voor me.’

 

Outro

Elke opname van Anders Kijken is voor mij bijzonder. Maar deze met Jan was toch echt anders dan anders. In één middag aan de keukentafel in Woerden heb ik hem leren kennen als iemand die geen blad voor de mond neemt. Hij is scherp als het gaat over dierwelzijn, nuchter over het slachten en eten van dieren. En wanneer hij vertelt over dierenleed, dan is hij echt zichtbaar geraakt. Wil je meer weten over het werk waar Jan zich voor inzet? Kijk dan op www.eyesonanimals.com of www.slaughterwithcare.com Bedankt voor het luisteren.